Sunday, March 15, 2015

Moorden in naam van een Armeense genocide (Berlijn 1921)


Alhoewel deze serie over de moordpartijen door Armeense terroristen van de jaren ‘70-‘80 gaat, verdient deze moord aandacht.

Dit omdat deze moord feitelijk als de allereerste moord in naam van een Armeense genocide beschouwd kan worden.
Vandaag is het 94 jaar geleden dat een Armeense terrorist de voormalige Ottomaanse minister Talaat Pasja doodschoot. Ook deze misdaad werd gepleegd vanwege haat tegen de Turken. Haat opgewekt door verzonnen verhalen van Armenen en hun groupies. (klik voor indruk)

In de Eerste Wereldoorlog was het Ottomaanse Rijk een belangrijk doelwit van (oorlogs)propaganda door diens vijanden geweest. De Britse Leugenfabriek trad daarbij op grootschalige wijze op.

Het mikpunt van hun aanvallen waren de drie leiders van het Rijk: het triumviraat bestaande uit Ismael Enver, Ahmet Cemal en Mehmet Talaat. (ze worden vaak met hun titel - te weten ‘pasja’ - genoemd, met hun voornaam weglatend)

De laatste van dit driemanschap, Talaat Pasja, werd in die propaganda als een bloeddorstige tiran zonder geweten aan de man gebracht. Zie hiertoe ondermeer de perverse leugens van de Armeense icoon en Amerikaanse ambassadeur Henry Morgenthau.

De fantasieverhalen waarmee deze leiders werden besmeurd bleef na de oorlog daardoor niet zonder gevolgen.

Armenen beschouwden deze leiders daarom als de boosdoeners voor wat ze in WO1 was overkomen. Deze Ottomaanse leiders hadden ervoor gezorgd dat de Armeense poging om in Oost-Anatolië een staat te vestigen mislukte. Daarom dienden ze te sterven. 
De leidende Armeense beweging van de ARF-Dashnak* richtte voor die taak het doodseskader Nemesis op.
* Deze Dashnak probeert heden dus hun mislukte greep naar grond in dat gebied te verdoezelen door in hun tijdschriften (zoals 'Armenian Weekly') de Turken van een genocide te beschuldigen. In de jaren ‘70-‘80 brachten ze met hun terreurbeweging JCAG nog meer onschuldigen om het leven om hun falen te verdoezelen.

Nummer één in hun moordlijst stond Talaat Pasja. Die had als minister van Binnenlandse Zaken de relocatie bevolen in landsbelang (voorkomen dat de Oost-Anatolische oorlogsfront instortte).

Als moordenaar werd Soghomon Tehlirian (Soromon Tehlerjan) aangewezen. Een Ottomaanse Armeen die in oorlogstijd in plaats van zijn land te dienen, zich bij het Russische leger had aangesloten. Toen Tehlirian en zijn handlangers Talaat Pasja in Berlijn* hadden gesignaleerd, observeerde de Armeense misdadiger zijn slachtoffer eerst twee weken voor hij de moordaanslag pleegde.
* Talaat was erheen gevlucht om te ontsnappen aan zijn politieke rivalen die uit waren op zijn bloed.

Conform eerloos gebruik onder Armeense terroristen werd ook de vrouw van Talaat (Hayriye) neergeschoten, maar zij overleefde de moordaanslag. 


Talaat Pasja en zijn vrouw Hayriye Talaat Bafralı.  Het allereerste slachtoffer van de leugens en haat van Armenen en hun sympathisanten.  Tussen 1973-1985 zouden Armeense moordenaars nog eens 60 onschuldigen vermoorden voor hun leugens.
 
Tehlirian werd opgepakt, maar kwam vrij na slechts twee dagen proces (2-3 juni 1921*). Hij werd vrijgesproken omdat hij ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest tijdens het moorden.
* De dag ervoor, 1 juni, en later op 13 juli, meldde de Britse ambassadeur Geddes aan de Britse aanklager dat er geen bewijzen waren tegen de Turken die in Malta gevangen gehouden werden in afwachting van hun processen. Hij moest namens de Britse overheid zoeken naar bewijzen in de Amerikaanse archieven naar schuld van Ottomaanse leiders en andere aangeklaagden. (de eigen ‘bewijzen’ van de Britse Leugenfabriek waren om begrijpelijke redenen niet bruikbaar).


Het proces was van dezelfde kaliber als de travestie van recht-processen van 1919. Zoals Duitse officieren die dienst hadden in betreffende gebieden en ontlastende getuigenissen konden verstrekken werden niet toegelaten. De Armeense groupie Lepsius pleitte voor hem. Geestelijken hadden destijds aanzien, dus zal zeker een rol hebben gespeeld in vrijspraak van de Armeense moordenaar. Het Duitse publiek juichte en applaudisseerde erna*.
* Soortgelijke perverse houding bij de moord op een medemens zien we terug bij de Poolse jood Raphael Lemkin (die de term genocide als eerste zou hebben gebruikt), die de moord omschreef als 'een mooie misdaad'. Vergelijk ook hoe de Duitse groupie Tessa Savvidis Hofmann de moord beschreef als "spectaculair" (een onschuldige weerloze van achteren doodschieten is in haar ogen dus ‘spectaculair’.)



Twee goedgemutste Armeense moordenaars met hun vrouwen. Ene van 1921 (Tehlirian), de andere uit 1981 (Kevork Guzelian). Ze hadden zeker reden om te glunderen: Europese rechtbanken waren mild tegen zulke misdadigers geweest. Ene kon na de moord meteen vrij rondlopen. De andere na plegen van een laffe moord, na vijf jaar vrij man.

Processen zoals in geval Tehlirian vinden veelal plaats in bananenrepublieken. (In een menigte iemand doodschieten en na een proces van twee dagen vrijspraak). Zijn kompanen die halve eeuw later ook aan het moorden van onschuldigen sloegen, kregen in Europa dezelfde milde behandeling.

Tehlirian ging nadien naar de VS en genoot onder Armenen de status van ‘Armeense nationale held’. Zijn ‘helden’status vereiste ook een ‘helden’monument, dus die kreeg hij ook. Iemand in de rug schieten, erna ook nog diens weerloze vrouw, dat is dus bij Armenen een heldendaad. 

In de jaren 70's zouden de Armenen het vermoorden van onschuldigen weer oppakken.
 





No comments: